Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Waarlijk, [gelijk] een vrouw trouwelooslijk scheidt van haar [56]vriend, alzo hebt gijlieden trouwelooslijk tegen Mij gehandeld, gij huis Israels! spreekt de HEERE. 56. Of, metgezel; dat is, man; vergelijk Hos.3:1.